Jan Veenman
Oud-leerling Christelijke lagere tuinbouwschool
Bleiswijk (nu Melanchthon Business School)
‘Ik ben in 1936 geboren, dus tijdens de Tweede Wereldoorlog zat ik op de lagere school. Die oorlog heeft veel invloed gehad op mijn leven. In 1945 werden mijn oudere zus en jongere broertje ziek. Omdat de ziekenhuizen gesloten waren en er geen medicijnen te krijgen waren, overleden zij beiden in één week tijd. Opeens was ik de oudste zoon in huis, ik voelde me verantwoordelijk voor de rest van het gezin. Met mijn vader, die tuinarbeider was, werkte ik al op jonge leeftijd gewoon mee in een gemengd bedrijf.
We hadden één docent voor alle vakken
Het was dus een logische keuze dat ik op dertienjarige leeftijd naar de Christelijke lagere tuinbouwschool Bleiswijk ging. De school had één lokaal, eerst in de School met de Bijbel, later in het oude gemeentehuis. De eersteklassers – alleen maar jongens! – gingen twee dagen per week naar school, de andere leerlingen kwamen één dag. Ik heb in mijn hele schooltijd maar één docent gehad: meneer Versteeg. Hij gaf alle theorievakken aan alle leerjaren. Dat kun je je nu niet meer voorstellen. Meneer Versteeg was een vreselijk aardige en ijverige man. Hij had zelf geen kinderen, hij leefde echt voor de school. Het is ongelofelijk wat die man allemaal deed.
Omdat ik voor mijn ouders wilde zorgen, heb ik nooit verder geleerd
In wezen was de school voor ons bijzaak, het grootste deel van de week werkte je in de tuin of op het land. In de zomer werkte je 55 uur per week, van ’s ochtends zes uur tot ’s avonds zes uur. Ook op de zaterdagen werd er gewoon gewerkt. In de winter werkte je maar 38 of 39 uur, omdat de dagen dan korter waren. Dan had je dus een kort weekje, dat was een makkie.
Van mijn dertiende tot mijn zevenendertigste heb ik bij verschillende tuinders gewerkt. Daarna ben ik bij de plantsoenendienst van de gemeente terechtgekomen. Daar heb ik tot mijn pensionering gewerkt. Er was veel variatie in mijn werk en ik heb alles aangepakt wat me voor de voeten kwam. Mijn dochter zegt vaak tegen me: “Je had veel verder kunnen komen.” Maar omdat ik voor mijn vader en moeder wilde zorgen, heb ik nooit verder geleerd.De kinderen die na mij kwamen, hadden die mogelijkheid wel. Een is zelfs professor geworden. Maar het is goed zoals het is: ik heb veel van de wereld gezien en altijd met plezier gewerkt. Ik heb er iets van weten te maken!’